Het Koppel in Avest

In “Zettel aller feuwrstetten im kerspell Eyberghe. Verzeignett am 6en septembris anno 1584”, ofwel een lijst van alle vuur- en haardsteden in Eibergen, komt al een Koppelman in de lijst van erven en katers (= kleine boerenbedrijven) uit Beltrum, Lintvelde en Avest voor. Wat jammer nou dat de voogd in de lijst van Avest geen onderscheid maakte in grote en kleine erven, hetgeen bij de meeste buurschappen wel werd gedaan. Deze lijst was opgemaakt door de voogden van Borculo in opdracht van de commissarissen van Münster. Het doel hiervan was om na te gaan welke rechten toen aan de bisschop van Münster waren vervallen. De lijst bevat een opgave van pachthoenders, een vorm van belasting, betaald in hoenders.

Het Koppel is al vele eeuwen de woonplaats geweest van Koppelmannen, zoals zij in die omgeving werden genoemd, van Boek 2. Het lag aan de huidige Spilmansdijk nummer 3. Daar woont nu de familie Geessink. Het erf ligt tussen de Spilmansdijk, Horsterweg, Meenweg en Deventer Kunstweg in Beltrum, nabij de grens van Eibergen. Het Koppel viel onder het rot Nahuis (bevolkingstelling 1804), leengoed van de heren van Borculo.
Het Koppel is aangegeven op een van de eerste officiële kaarten van Beltrum (klik hier). In diezelfde tijd, zo tussen 1817 en 1825, werden ook de boerderijnamen en eigenaars gepubliceerd.

Uit een niet gedateerd document, het “Verbaell van Beltrum”, door de streekarchivaris van Gelderland de heer H. Nijman geschat ca. 1650, wordt in Avest, een buurschap van Beltrum, d’Coppele genoemd met vage afmetingen. Het document geeft een opsomming van 18 boerderijen met daarbij vermeld de bezittingen. d’Coppele wordt als volgt omschreven:

d’Coppele, 3 mlr. saet groet, met een mathe van 1 1/2 dach meiens (ofwel: de Koppele is 3 molder zaad groot met een weide van 1,5 dag maaien).

Uit datzelfde document kunnen wij opmaken dat wij het hier over hetzelfde Koppel hebben als het Koppel dat in het kadaster van 1832 wordt genoemd.

Een molder zaad was een uitdrukking in hoeveelheid zaairogge die men nodig had om het land te zaaien. Veelal werd in het algemeen de volgende berekening aangehouden:

1 molder zaad is 4 schepel. 1 Schepel is 4 spint. En 1 spint is een oude maat voor droge waren, 5 kop, het twintigste deel van een hectoliter. Dus was 1 molder zaad gelijk aan 4x4x1/20 hl = 80 liter. Om d’Coppele te zaaien met rogge had men dus 240 liter zaairogge nodig. Volgens de veronderstellingen van gemeentearchivaris B.J. Dorrestein (periodiek Vereniging voor oudheidkunde te Lichtenvoorde, nummer 14 van december 1982 pag. 8) is de Borculose molder in die tijd 4/9 hectare. Hetgeen dus inhoudt dat 3 molder een oppervlakte is van ca. 13.333 m2.

In 1820 rekende men standaard dat 10 schepel gelijk was aan 1 hectare. In andere literatuur is echter sprake van 1 Gelderse schepel dat 1.450 m2 is. In dat geval moet d’Coppele als volgt worden berekend:

3 molder x 4 = 12 schepel. 12 x 1.450 m2 = 17.400 m2. U ziet het. Dat scheelt 0,4 hectare, maar er werden in verschillende streken nogal verschillende maten gevolgd, waardoor feitelijke berekening niet mogelijk is, maar wel een benadering. Dat er verwarringen mogelijk zijn blijkt wel uit het feit dat er ook bronnen zijn die aangeven dat een schepel gelijk is aan 10 liter droge waar en een spint 7 liter is. Wikipedia geeft aan dat de Zutphense spint een oppervlaktemaat voor 196 m2 is.

Er wordt overigens in het Verbaell van Beltrum ook nog een boerderij d’Coppelenboom genoemd met vrijwel dezelfde omvang.

Om verder inzicht te krijgen in de omvang, het volgende. De opgave van “Buurschap Avest” telde totaal 63 molder (ruim 28 hectare volgens de eerste rekenmethode – men spreekt kennelijke alleen over landbouwgrond) of 10,5 dag maaien. Over 16 boerderijen is molder aangegeven. Met een gemiddele van 3,9 molder, waarbij een redelijke verdeling onder de boerderijen bestond, was de omvang van d’Coppele bijna 1 molder onder het gemiddelde. Bij een groot aantal boerderijen was het aantal dagen maaien niet opgegeven.

In de literatuur wordt ook aangegeven dat een “Dagmaeiens” de oppervlakte is die door één man in één dag kan worden gemaaid. Eén dagmaeiens zou 5 schepel zijn dat dus ruim een halve hectare is. Als we dan een gemiddelde berekenen van 1,5 dag maaien per boerderij (van 7 boerderijen was dit opgegeven), moet dit niet direct als representatief gezien worden. Voorzichtig kan met stellen dat een modale boer in Avest een stuk grond voor zichzelf te bewerken had van 1,5 á 2 hectaren.

Het Koppel in de 19e eeuw
Er waren meerdere stukken grond dat mogelijk bij Het Koppel hoorde. Ofwel er waren meerdere pachters van een stuk grond dat op één vlakte lag, waartoe Het Koppel ook behoorde.

Een belastingstelsel is al een eeuwen oud begrip. Koningen en andere machthebbers moesten immers inkomsten verwerven uit het uitbaten van hun bezittingen. Dat was hun verdienmodel. In Memories van successie werd duidelijk beschreven wat het bezit van iemand was na overlijden en mogelijk wat voor inkomsten hieruit werden verworven. En wie het ging erven.

Wij weten uit het bevolkingsregister van 1817 al dat Het Koppel met huis Avest 13 voor ¼ eigendom was van de familie Te Koppele (Garrit Koppelman (1756) en Johanna Christina Tietink) en ¾ van predikant Abbinck. Toen Garrit in 1829 kwam te overlijden kwam van dat vierde deel de helft aan zijn echtgenote toe, weduwe Johanna, en de andere helft aan de kinderen. Na overlijden van Johanna in 1832 kwam die andere helft van dat vierde deel ook aan de kinderen toe. Dat is keurig beschreven in de Memorie van Successie. Daaruit weten we dat Het Koppel totaal gezien veel groter was dan in 1584 was beschreven en doet dus het vermoeden dat de Koppelmannen die daar toen woonden inderdaad maar een deel van Het Koppel in eigendom hadden.

Volgens de memorie van successie was Het Koppel nog steeds beschreven als ¼ eigendom van Garrit Koppelman en ¾ van dominee Abbinck. Het werd toen beschreven als 26 bunder 67 roeden en 60 ellen bouw-, weiland en heidegrond. In 1816 was de bunder gelijkgesteld als 1 hectare, 10.000 m2. Een roede was in de Achterhoek zo ongeveer 14,19 m2, gelijk aan de Rijnlandse roede. Een el was 0,69 m.

Bij akte werden de kinderen van Garrit Koppelman (1756) Johanna (1778), Berend Willem (1781), Antonie (1787) en Garrit Jan (1784) de nieuwe eigenaren.

De erfenis is opgesteld op basis van fideï-commis, dus het moet als één geheel in de familie blijven. Een soort uitsluitingsclausule dat de bezittingen dus niet naar de “koude kant” gaan bij een eventuele echtscheiding.

Wat is een Koppel?
De Geïntegreerde Taalbank (DGT) van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie zegt het volgende over een Coppel ofwel een Koppel. Dat laatste is een “nieuwere” schrijfwijze voor een middeleeuwse Coppel:
COPPEL
Woordsoort: znw(v., o.)
Varianten: coppele, copel, cople
Modern lemma: koppel
Benaming van een stuk land, dat het gemeenschappelijk eigendom van verschillende personen is. Vooral in de oostelijke provinciën. Vooral bet. het woord eene gemeenschappelijke weide.
Zoo ook mhd., mnd. en hd. Zie vooral Lübben 2, 530. Vgl. Duc.2 2, 555 het znw. coppelweida; hd. koppelweide; mnd. koppelgras. Vandaar in het Noordd. stuk weiland, weide, omheind stuk land (Grimm 5, 1786).

— Ook als vlaktemaat is het woord in Noord-Duitschland in gebruik; vgl. Grimm 5, 1786: “dies wird die urspr. bed. sein, denn fr. couple bed. auch jugerum, eig. so viel land als een paar ochsen in einem tage pflügen können;
vgl. joch in beiden bedeutungen.” — Vandaar schijnt coppel de bet. aangenomen te hebben van eene jaarlijksche opbrengst in geld of in koren, voor het recht om vee op de gemeene weide te laten grazen.
Vgl. Duc.2 2, 555: “justitia annualis pascuae, quae vulgari nomine coppelweida dicitur” (Latijns vertaald: “de gerechtigheid van de jaarlijkse van de wei, die in de volkstaal de naam van de coppelweida wordt genoemd”).
In lateren tijd beteekende het woord niet meer dit, doch alleen het recht op de gemeene weide (jus reciprocum compasculationis vicinorum, Duc. t. a. p.) (ofwel: direct naast vergelden compasculationis (hoeden van het weiland)).

In het verpondingskohier van 1650 afschrift Kreynck Zutphen, staat de volgende tekst bij Buyrschap Avest Fol. 160r linker kolom:
Koppelboom. Wed. Haefkes
Uitganck: 1 mishoen
Boul. : 5 mlr. tiendvrij, lichte gerf.
Hof: 5 sp.; 6 koeweiden; 1 dagh meijens.
44-2-2 Pacht: 3 1/2 Dlr., 5 lb vlass. Ponds.: 1-16-0.
Geheel: 47-18-11.

Waarvan acte. Want of we dit document op onze familie kunnen betrekken is niet duidelijk.

Een reactie op Het Koppel in Avest

  1. Pingback: Het Koppel in de 19e eeuw | Familie-archief Ten Koppel (anno 1982)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.