Binnen de gemeente Lichtenvoorde speelt Vragender ook een belangrijke rol als woonplaats van onze familie. Zowel direct als indirect aantoonbaar. Geertruid te Koppele (1813) vanuit Het Meken aan de Poelhuttersslatdijk nr 2 in Lievelde is daar aantoonbaar gaan wonen en gaan trouwen met Bernardus Boschker (1803) (bevolkingsregister) in huis 22, maar ook Te Koppele familie vanuit (zeer waarschijnlijk) Avest heeft zich daar gevestigd. Zo komen de Koppels elkaar in de loop van de eeuwen steeds weer tegen. De Meddoseweg tussen de Huttendijk en De Veurden is een belangrijk leefgebied geweest voor de Koppels.
Jan te Koppel (ca 1725), zoon van Aelbert te Koppele (1691) uit Avest is omstreeks 1747 met zijn vrouw Berendina Dieperink op Abbink (ca 1725), op Vragender 61 C gaan wonen, dat hij volgens het verpondingscahier in 1749 heeft overgenomen van Berent Dieperink. In de transcriptie van het trouwboek van Eibergen is beschreven dat hij op 18 december 1752 van Olden Eibergen naar Vragender onder Lichtenvoorde is gegaan. Letterlijk staat er “zijn derwards met att om te trouwen versonden den 18 december 1752”. Bij de doopinschrijving van zijn zoon in 1754 te Lichtenvoorde, geeft hij op te zijn Jan Coppelmans op Abbink. Zijn echtgenote wordt dan opgegeven als Bene Klein Abbink. Vragender C 61 bleek dus Klein Abbink te zijn, ook wel Abbink-Beneman genoemd (Beneman was de buurman).
De reden om vanuit Avest naar Vragender te verhuizen staat nergens beschreven, maar enkele ouderen uit Beltrum weten te vertellen dat de Koppels behoorlijk wat erven en gronden in Avest, Lintvelde en Beltrum in eigendom kreeg en daardoor behoorlijk wat macht. De toenmalige Heeren en Voogden waren er op tegen dat de familie Te Koppele nog meer bezittingen kreeg in Beltrum en omstreken en het waren nogal ondernemende mensen, aldus de overlevering. Een aantal hebben ervoor gekozen om hun heil in een andere plaats te zoeken zoals Lievelde en Vragender.
Boerderij Abbink was gelegen op Vragender Beoosten kavel 495. En Klein Abbink Vragender Beoosten C61 lag op steenworp afstand net ten oosten van Abbink. Beiden aan de huidige Meddoseweg in Vragender, Klein Abbink aan de kruising met de Huttendijk. Omdat beide kaarten omgekeerd op elkaar aansluiten is dit niet goed waarneembaar. De onderkant van kaart met kavel C61 sluit aan op de rechterkant van de kaart met Abbink, kavel 495.
In 1778 laat volgens het verpondingscahier Garrit Jan te Koppele een huis zetten op een stuk grond dat op 21 januari 1780 wordt aangekocht door hem van Jan Hendrik Hartman. Volgens het Verpondingscahier “Een Molder gez(aai) ’t Tewis Meuken, ½ dag gras majens agter de Huunink bunte gelegen”. Wie is deze Garrit Jan? Mogelijk dat dit Jan (1725) is, maar dat is geheel niet duidelijk.
Omstreeks 1788 ging Klein Abbink over naar zijn zoon Gerrit (1768).
Op 21-2-1802 koopt weer een Garrit Jan te Koppele van Engelbartus Mecus op Luttekenhuijs een perceel groot 1,5 schepel gezaai. Dat nieuw gekochte ligt blijkbaar naast het stuk dat hij in 1780 al had gekocht. Het heeft in ieder geval dezelfde naam als de grond die hij in 1780 kocht: ’t Tewis Meuken.
Er woont nu (2015) nog in die buurt een familie die de bijnaam Teeuws heeft.
In 1804 kocht Garrit (1768) van Jan Hendrik Broekman het perceel “Huusker” dat moet hebben gelegen naast het huidige perceel Meddoseweg 2a ofwel naast de boerderij Beneman, dat heeft gelegen tussen “Greteman” en “De Wolter”. Voor 1742 stond het ook wel bekend als Klein-Dieperink.
Zo breidde het erfgoed zich in Vragender steeds verder uit.
In het hoofdstuk Historische woonplaatsen leest u meer over Abbink en de bewoning aan de Meddoseweg.
In de lijst van Vragenderse katholieken van 1864 kwam geen Te Koppel meer voor. Dit houd in dat onze familie niet in Vragender naar de kerk ging maar in Lichtenvoorde omdat Jan daar ook de doop van zijn kinderen heeft aangegeven.
Eerste zoon, Albertus te Koppel (1754), gaat naar Wageningen
Waarom de eerste zoon A(a)lbertus (1754) van Jan (1725) naar Wageningen gaat is nog niet duidelijk, maar Albertus laat zich daar inschrijven als Albertus Coppelmans.
Aalbert, zoals hij daar wordt genoemd, trouwt daar twee maal. Eerst in 1780 met Janneken van T(h)oor en daar na in 1793 met Catharina Schmitz. Janneken van Thoor is overleden in 1791 en daarna hertrouwen was in die tijd niet ongewoon, misschien wel vanzelfsprekend. Met Janneken laat hij 6 kinderen achter en met Catharina 5.
Van één van de kinderen met Catharina, Johannes (1796) de Koppel, is een hele geschiedenis bekend.
In eerste instantie gaat hij in 1826 in Wageningen trouwen met Theodora Hackenbergh. Maar het gaat niet goed met Theodora. En daardoor ook niet met de relatie van Johannes (1796) en Theodora.
Theodora Hackenbergh is op 17 november 1829 als koloniste in Veenhuizen opgenomen (Permanente Commissie, inv. nr. 0186, 149). Daar komen meestal de maatschappelijke probleemgevallen terecht, maar details zijn (nog) niet bekend.
Theodora, de wettige vrouw van Johannes de Koppel is al relatief jong in Veenhuizen beland. Mogelijk wilde Johannes de Koppel (1796) wel van Theodora Hackenbergh scheiden. Maar scheiden was in Nederland moeilijk in het begin van de 19e eeuw.
Johannes (1796) gaat omstreeks 1830 een relatie aan met Jenneken Rothuis.
Het eerste kind van Jenneke wordt ten huize van haar ouders geboren. Ze woonde bij de geboorte van haar tweede, derde en vierde kind ten woonhuize van Johannes de Koppel. In de geboorteakten van al haar zes kinderen staat dat Jenneke Rothuijs haar kinderen per 31 december 1845 erkent. Dat heeft mogelijk te maken met vererving. De aangifte van de zes kinderen is gedaan door de vroedvrouw of door een andere getuige. De kinderen hebben wel de naam van de moeder gekregen maar zijn nog niet wettelijk erkend. Pas als de moeder de kinderen erkent worden zij de wettige kinderen van de moeder en komen zij in aanmerking voor een eventuele erfenis. De bepaling uit het Oud Burgerlijk Wetboek (OBW) dat het kind slechts van de (ongehuwde) moeder kan erven indien de moeder het kind heeft erkend, is in het Nieuwe Burgerlijk Wetboek overigens niet meer teruggekomen.
Uit het bevolkingsregister blijkt verder dat de kinderen van Jenneken na haar overlijden worden opgenomen in het gezin van Martinus Lammers die getrouwd is met Hendrika Rothuizen, haar oudste dochter. Martin Lammers is dus de schoonzoon van Jenneke Rothuijs.
Het heeft er dus alle schijn van dat Johannes de Koppel (1796) de vader is van (een paar van) haar kinderen. Van Anthonia is dat nu nagenoeg zeker. Van Johannes, Jenneke en Alberta Catharina is dat meer dan aannemelijk aangezien zij geboren zijn in het woonhuis van Johannes de Koppel. Hendrika, de oudste, is eveneens mogelijk een dochter van Johannes de Koppel.
Johannes de Koppel heeft waarschijnlijk gewoond op de huidige Nudestraat 9 of 11 (Wijk D 30), Wageningen. Dat is niet in de wijk Nude, maar net buiten de Nudepoort. Die huizen zijn allang weg, er staan nu andere woningen. Nude is een buurtschap in het westen van Wageningen, gelegen in de provincie Gelderland. Het ligt tussen de Grebbeberg en de bebouwde kom van Wageningen. (Bron: Frits Derksen).
Familie Rothuijsen
Het gevolg van het voorgaande verhaal is dat de kinderen van Johannes (1796) de achternaam Rothuijsen of Rothuizen meekregen. Want Johannes kon ze niet erkennen omdat hij niet kon scheiden van Theodora Hackenbergh die in Veenhuizen was geplaatst. Familieleden van die familie Rothuizen/Rothuijsen stammen dus af van de Te Koppele familie van Boek 4.
100 jaar later in Vragender…
Jos Wessels uit Bredevoort heeft in zijn familieboek “Wessels” enige pagina’s aandacht besteed aan onze familie uit Boek 4. Wij zijn hem dankbaar dat wij enkele passages in onze geschiedenis mochten overnemen. De oudst bekende gegevens uit het archief van Wessels waar meer dan algemene bijzonderheden van bekend waren, waren van Johannes Hermanus te Koppele (1848), ook wel “Huuskes-Manus” genoemd, die leefde van 1848 tot 1924. De bijnaam “Huuskes” was mogelijk een verwijzing naar het kleine (of de kleine) huisje(s) waar zij woonden. Volgens de gegevens van Wessels hebben de Koppels gewoond in de middelste van een groepje van drie boerderijen (perceel 513), waarvan de andere twee werden bewoond door de familie Bennink (Greteman) aan de Meddoseweg 6 (perceel 512) en door De Wolter (perceel 505), Meddoseweg 8. De huizen van Te Koppele en De Wolter stonden zo dicht bij elkaar dat men er alleen met een kruiwagen tussendoor kon.
Huidige situatie (2020) Meddoseweg 6 (rechts) en 8 (links)
Manus (1848) was een echte levensgenieter die graag een borreltje dronk en ook regelmatig in de olie was. Wij citeren een passage van het werk van Wessels, waarbij wij benadrukken dat zijn boek overigens overwegend serieuze zaken bevat:
Zijn vaste maat was zijn zwager Johannes Bernardus Boschker, bijgenaamd Vos-Nardus of Vos-Naads….Nadat Vos-Naads zijn vrouw en zoontje binnen twee jaar had verloren, ging hij wonen aan de heden ten dage Meddoseweg 5, dat nu wordt bewoond door de familie Tiggeloven….Na zijn verhuizing was Vos-Naads de overbuurman van Te Koppele geworden. Hij werd daarmee de vaste maat van Huuskes-Manus en samen trokken ze er vaak op uit. Zij speelden de hoofdrol in menig schelmenstuk. Zo gingen zij in Lichtenvoorde eens een borreltje drinken met jachtopziener Teun van Kampen. Eigenlijk konden ze Van Kampens bloed wel drinken want ons tweetal stroopte ook. Ze hadden al menige onplezierige botsing met de jachtopziener gehad. Die bewuste avond was de stemming echter opperbest. Na afloop ging het drietal, goed aangeschoten arm in arm, op Vragender aan. Onderweg schoot Teun van Kampen ineens in een diepe beek langs de Vragenderweg, die vol water stond. Vos-Naads wilde hem redden, maar Huuskes-Manus hield hem tegen: “Bu’j gek, laot hee zichzelf redden!”. “Maor as hee noo ‘ns verzöp”, riep Vos-Naads vertwijfeld. “Dan heur i’j morgen de karkklokken wal loed’n”, antwoordde Huuskes-Manus doodgemoedereerd. Het tweetal toog op huis aan en liet Van Kampen achter. Ongetwijfeld hebben ze de volgende morgen met enige zorg naar het gelui van de kerkklokken geluisterd. Maar de doodsklokken hoorden ze niet. Teun van Kampen had zichzelf gered. Als het tweetal naar het café ging, zo werd verteld, liep Huuskes-Manus altijd voorop. Slechts eenmaal per jaar zag je Vos-Naads voorop gaan, dat was net voor Pasen, als het tweetal moest gaan biechten.
Als men weet dat de drie families Te Koppele, Bennink (Greteman) en De Wolter het met één waterput moeten doen, dan zal het duidelijk zijn dat deze put letterlijk een bron van conflicten was. Wessels schrijft hier verder over:
Omstreeks 1900 stonden ’s morgens vroeg “Greten-Kobe” en “Huuskes-Drieke” (Hendrika Boschker – te Koppele van 1847) al met elkaar te “kaekelen” (schelden) wie het eerst water mocht putten. Buurvrouw Greten-Kobe stond toch al niet als gemakkelijk bekend. Als in die tijd de oude jachtopziener Hahné, beter bekend als “de Olde Hane”, met zijn jachtgeweer door Vragender liep en de kinderen hem in onvervalst dialect vroegen: “Olde Hane, waor gao’j hen?”, dan was het antwoord steevast: “Greten-Kobe doodscheeten”. En met dat antwoord nam ook de Vragenderse jeugd genoegen.
Er werd verteld dat het bij Te Koppele altijd gezellig was en een gemoedelijke sfeer. Iedereen voelde zich bij hen op zijn gemak.
Hendrik te Koppele (1890), de enige zoon en jongste kind van Manus en Drieke had een zwakke gezondheid. Hij had zwakke longen en snel last van benauwdheid. Ook zijn zuster Aleida (1883) had daar last van. Jos Wessels, schrijver van voornoemde gelijknamige familie-genealogie, beschrijft het als een echte Te Koppele-kwaal. Want ook verscheidene uit de jongere generaties bleken hier last van te hebben gehad. Na zijn veertigste kon Hendrik het werk niet meer zo goed meer alleen aan. Zijn neven Frans en Bernhard Wessels kwamen hem vaak helpen en bleven er ook slapen. Op 1 september 1933 kwam Hendrik inwonen bij zijn zuster Aleida. Zijn gezondheidstoestand was dusdanig dat hij niet meer zelfstandig kon wonen. De boerderij werd toen voornamelijk bewerkt door de jongens van Wessels. In februari 1940 ging zijn toestand snel achteruit, zodat besloten werd een dokter te roepen. Een dokter erbij halen was iets bijzonders in die dagen. Hendrik was zijn leven lang niet bij de dokter geweest. Ook deze keer ontsnapte hij aan de arts. Toen de dokter het huis binnenkwam, blies Hendrik net de laatste adem uit. Hiermee verdween de familienaam Te Koppele uit Vragender.
In familieverbanden kunt u lezen hoe de familie van Boek 4 zich vermengd met de familie van Boek 1.
Klik hier voor de gedetailleerde genealogie van Boek 4.