Amerika werd ontdekt door de emigrant. In eerste instantie begon de golf emigraties rond het Teutoburgerwoud in de Kreisen Minden en Teckelenburg. Daarna plantte de golf zich door naar het westen. Inspirerende berichten uit Amerika moeten echter sneller dan de beweging van deze golf Oost-Nederland hebben bereikt. In een brief, geschreven op 27 april 1845 door de Districtscommissaris te Zutphen aan de Gouverneur van Gelderland (de huidige Commissaris van de Koningin) lezen we dat de verhuizingen uit de gemeenten Eibergen en Winterswijk in het voorgaande jaar “moeten worden
toegeschreven aan de gunstige berigten door landverhuizers uit de naburige Pruissische gemeenten aan hunne betrekkingen aldaar ingezonden nopens de verbetering van hunne toestand in Amerika ten gevolge van meerdere verdiensten niettegenstaande verminderden arbeid uit hoofde zij geene of geringe belastingen te betalen hebben.” Relatief gezien hadden de Achterhoekers een groot aandeel in de emigratie. En als we de statistieken bekijken dan was het aantal emigranten naar andere landen in die jaren te verwaarlozen.
De factoren die emigratie rijp maakten stapelden zich op:
a) bevolkingstoename;
b) inflatie: hoewel de lonen niet stegen (een dagloner verdiende
ongeveer 8 stuivers per dag), was dit wel het
geval met de vlees- boter- en kaasprijzen die in sommige
gevallen wel 200 % omhoog gingen; rogge daalde zeer sterk
in prijs;
c) onstabiele nevenberoepen, vooral veroorzaakt door
mechanisering;
d) de belastingdruk, tussen de 5 en 10 % voor diverse
handelingen zoals handelen in en slachten van vee. Voor
die tijd steeds meer een strop om de nek.
e) De aardappelcrises van 1840 zal ook zo z’n steentje hebben
bijgedragen aan de massale emigratie.
In 1832 was er een landelijke cholera epidemie.
21 maart 1846 Krant: DC – Dordtsche Courant
Dordrecht, 20 maart. De heer Goundie, consul-generaal der Verenigde Staten van Noord-Amerika voor Zwitserland, heeft in de dagbladen bekend gemaakt dat door de Staat New York een bevelschrift is uitgevaardigd, bij hetwelk de scheepskapiteins, of de reders en eigenaars hunner schepen, gedurende de tijd van twee jaren verantwoordelijk gesteld zijn voor de middelen van bestaan der landverhuizers welke zij medebrengen. Deze wet is door de menigte arme landverhuizers, die de hospitalen in New York vervullen, noodzakelijk gemaakt.
8 juni 1846 komt Jannes te Koppel aan in District of New York, Port of New York met het schip FACTORY met kapitein J.A.A. van der Linden.
In 1847 heerste er een vernietigende hongersnood. Aardappelziekten, mislukte
graanoogsten enz., alles kwam tegelijk. Heel veel mensen kwamen daardoor
om het leven. Vaak moesten gezinnen van meerdere gezinsleden door
overlijden afscheid nemen in zeer korte tijd.
Van de Eibergers zijn in de beginperiode de volgende aantallen naar de VS
vertrokken:
30 naar New Orleans
12 naar Evansville
5 naar Louisiana
5 naar Louisville
13 naar New York
Men voer dus onder andere tegen de stroom in de Mississippi op.
Vanuit New York ging de emigrant richting Evansville en Louisville. In die buurt heeft mogelijk nog een Eibergse nederzetting gelegen. We komen in de omgeving van Evansville dan ook veel Nederlandse en Duitse (Pruisen) namen tegen.
De trek was des te opmerkelijker omdat het leven van de Achterhoekse boeren gekenmerkt werd door een grote mate van stabiliteit. Van de vele emigranten kwamen veel brieven terug naar de Achterhoek. Daarin stonden zeer enthousiaste verhalen, waardoor die brieven van hand tot hand gingen. Iedereen nam waar dat het daar geweldig moest zijn.
Zo zijn vanuit Lichtenvoorde in november 1845 ook Jan te Koppel [165] (familie Ten Koppel), in april 1846 op 24 jarige leeftijd Jannes te Koppele [182] (familie Ten Koppel) en op 23 april 1849 op 34-jarige leeftijd zijn zuster Hendrike [179] naar Amerika geëmigreerd. Wij vermoeden dat er rond deze tijd meerdere Koppels zijn geëmigreerd naar Amerika. De familie woont nu (2012) hoofdzakelijk in Evansville (Indiana) en heet Tekoppel.
Voor zover bekend is geen briefwisseling over gebleven van onze familieleden die zijn vertrokken van Nederland naar de VS. Maar Jan te Selle, die in 1865 emigreerde vanuit Winterswijk, schreef het volgende:
“Nog een klijn briefjen. Moeder en Broeders, Waarvan ik mijn hart niet langer kan onthouden om het u te schrijven. Veel denk ik aan Holland aan dat Oude Vaderland, als ik mij eens overdenk hoe het daar vele menschen hebben en ook sommige van mijn eigen broeders. hoe zij arbijden moeten van den vroegen morgen tot den laten avond en dan met een sober kosje zig behelpen , zoo denk ik vaak waren zij maar hier, en ik denk dan aan mijn eigen hoe men het hier op tafel kan brengen drie maal daags zoo veel spek en Vlees als wij maar lusten, o wat een voreg heb ik dan bij vele mijner broederen. De heere Zij dank dat hij mij zoo een bezit na het aartse heef gegeven, maar eer ik tot het huwelijk overging heb ik gedurig den Heere gebeden en vraagde gelijk David deed zal ik optrekken. Toen ik uit Holland ging had broeder Jan Hendrik driemaal zoo veel als ik, maar nu heb ik dertigmaal meer dan hij, zoo kunnen de tijden veranderen, Zondaags morgens zeg ik maar tegen de kneg doet de paarde voor de wagen en zo ga ik en mijn vrouw in den wagen en varend na de kerk. Zoo komen menigmaal tranen in mijn oogen dat ik denk hoe heef de Heere mij zoo een zegen gedaan”.
Dit geeft aan dat de toestand in de Achterhoek zeer slecht was of die in de VS zeer goed. En veel onderzoekers schrijven het aan beiden toe.
Het NRC-Handelsblad van 16 maart 1847 meldt dat er in de Rotterdamse haven drie schepen met lading wachten op vertrek naar Baltimore. Hierbij waren mogelijk achterhoekers die via Arnhem naar Rotterdam waren gegaan. Het Register van Zeetijdingen meldt dat op 12 september 1850 vanuit Hellevoetsluis het Amerikaanse fregat “Edwina” vertrok naar New York. De passagiers waren in Rotterdam ingescheept. Verder onderzoek hiernaar is door het Familie-archief nog niet gedaan.
In 1862 kwam de Homestead-act tot stand in de VS. Die was speciaal bedoeld om de boeren naar de grote vlakke gebieden te trekken. Ieder hoofd van een gezin die minstens 21 jaar was, kreeg van de staat een gebied van 160 acres toegewezen. Als hij zich daar tenminste 5 jaar vestigde, dan moest alleen de registratiekosten te worden betaald. Dat trok natuurlijk heel veel mensen aan.
In de periode 1862 tot 1873 vertrekken 138 personen vanuit Eibergen naar Noord-Amerika en niemand naar het zuiden. Er zal nog veel onderzoek moeten worden gedaan om de gevolgen van deze “rage” te kunnen overzien. Dat er verschillende Koppels in Amerika (en andere werelddelen) zitten is wel duidelijk. Hoewel het natuurlijk niet uitgesloten is kan men wel vermoeden dat zij niet allen nakomelingen zijn van deze enkele personen.
Hallo Leo,
Jan te Koppele is vanuit Beltrum geëmigreerd naar Amerika, Zijn laatste adres in Beltrum is de huidige Kempersweg 4 in Beltrum. (na te Koppele heeft daar de fam Arink gewoond en nu woont er de fam Jagt) Jan te koppele is geboren in Lievelde (onder de kerk Lichtenvoorde). Ik heb de twee gezinskaarten van Jan te Koppele met zijn eerste (Berendina te Veele) en tweede echtgenoot (Hendrica Gebbink) Ik denk dat de tweede echtgenoot familie van Jan te Koppele was omdat de vader van Hendrica ook te Koppele was, het leeftijdsverschil is trouwen ook aanzienlijk, bijna 27 jaar
In deze link de gezinskaart waar hij als laatste heeft gewoond, huisnr 78 in Beltrum.
http://www.archieven.nl/nl/zoeken? misstart=80&mivast=0&mizig=310&miadt=0&milang=nl&misort=
dt%7Casc&miview=tbl&mip3=te%20Koppele
Moet je even de bovenste twee Jan te koppele’s aanklikken dan wordt het duidelijk
Daarvoor heeft hij op de er achter gelegen boerderij gewoond, dat is nu kempersweg 6 en daar is Johannes Gunnewijk op gekomen die met Grada te koppele is getrouwd een dochter van Jan te Koppele. De fam. Gunnewijk woont en boert daar nog steeds (Boerderijnaam is Huurne ook wel Huurneman)
Tot zover
Henk te Bogt
Hallo Henk,
Hartelijk dank voor de waardevolle informatie. Ik ben vooral erg blij met de details en ga ze z.s.m. bestuderen en verwerken.
Groet,
Leon