Boek 1: Ten Koppel

Eefsel of Het Meken?
Op 24 april 1821 overlijdt de 80-jarige Garrit Jan te Koppel (1741), zoon van stamouders Teunis te Koppele en Garritjen Laarburg, op Lievelde 91 (dat ligt nu tussen de Droebertweg en de Grensweg ten noorden van Lievelde). Zijn zoon Antonius te Koppel overlijdt in 1848 op Lievelde 97d, een paar kavels verderop aan de Droebertweg tegenover de huidige visvijvers, buurschap Eefsel genoemd. Dit goed (kadasternummers 85 t/m 99, behalve 92) werd in de 19e eeuw caterstede Druperink genoemd. Hoewel wij nog geen bewijs hebben dat de Koppels van Boek 1 en Boek 2 tot dezelfde familie behoren, is het toch interessant dat caterstede Droebert in 1830 in het kadaster staat op eigendom van Garrit Jan te Koppele (1784) uit Boek 2, die in 1833 overlijdt op Lievelde 54, een paar percelen verderop aan de huidige Droebertweg 2. In document 0114-1229 Bevolkingsregister Lichtenvoorde register 4 buurtschap Lievelde 1829-1843, wordt Garrit Jan (1784) al genoemd als inwoner van Droebert en afkomstig uit Eibergen. Lees meer hierover in Boek 2.

Opmerkelijk is dat Garrit Jan te Koppel van 1741 Garritjen Laarburg als moeder heeft en Gerardus Johannes te Koppele van 1759 Antonia Laerberg als moeder heeft. De vaders zijn respectievelijk Teunis te Koppele van ca 1720 en Johannes te Koppele van 1723. Zit het toch in de familie? Zijn Johannes en Teunis neven? Hierover verderop meer.

Erfgoed Droebert in Eefsel, Lievelde. Genoemde Weg van het Zieuwent naar Eefsel is de huidige Droebertweg in Lievelde.

En uitgerekend op Droebert zijn twee generaties van Boek 1 overleden, terwijl zij (in ieder geval volgens het kadaster Antonius) altijd werkzaam en woonachtig zijn geweest op  Het Meken (“Op Mekes in Den Bosch” volgens de kadasterkaart van 1828,). Het ligt aan de huidige Poelhuttersslatdijk 2 in Lievelde.

Den Bosch is een streek dat zo werd genoemd langs weerszijden van de weg van Lichtenvoorde naar Ruurlo, de huidige Boschlaan. Het deel ten westen van deze weg bestond in het begin van de negentiende eeuw nog grotendeels uit heide (markegronden), maar dit werd in de loop der verdere negentiende eeuw geleidelijk aan ontsloten en in cultuur gebracht. Daar hebben de Koppels, hoewel ze ten oosten daarvan woonden, mogelijk dankbaar gebruik van gemaakt door zich daar al vroeg een plek te verwerven.

Woonplaats van de oorsprong van de Ten Koppel en Tekoppel (USA) familie ca 1850

Woonplaats van de oorsprong van de Ten Koppel en Tekoppel (USA) familie ca 2022

Luchtfoto van de oorsprong van de Ten Koppel en Tekoppel (USA) familie ca 2022

Poelhuttersslatdijk 2 Lievelde op 30 juli 1996

Let op, dat er in Lievelde in het verleden aan de Eimersweg ter hoogte van de huidige (2020) kaasboerderij Weenink een erfgoed gelegen heeft dat “Op Mekes” werd genoemd en was in de 19e eeuw eigendom van Jan Derk Klein Ikink. Dit is niet hetzelfde erfgoed als “Het Meken in Den Bosch”, zoals genoemd op de kadasterkaart van 1832, maar het kan wel tot verwarring leiden. Het Meken in Den Bosch, Meekes in Den Bosch, Het Me(e)ken, Op Mekes en misschien nog wel meer varianten, worden regelmatig door elkaar gehaald in akten. Daarom moeten onderzoeksresultaten dubbel worden gecontroleerd op de naam en juiste plaatsbepaling.

De in 1779 geboren Antonius te Koppel is in 1809 gehuwd met Christina IJkink (1777), dochter van Hendrik IJkink. En volgens het Bevolkingsregister Doetinchem, archief 114, inventaris­num­mer 1229, folio 96 woonden zij samen met (schoon-)moeder Willemina Stortelder op hetzelfde adres.

Daar in Eefsel, of op Het Meken, tussen Groenlo en Lichtenvoorde in de Achterhoek liggen kennelijk de eerste aantoonbare roots van de familie Ten Koppel. Althans, tot zover komen wij nu. Als namelijk blijkt dat de voorouders van vader Teunis (1720) aansluiten aan Boek 2, dan liggen de roots in Avest en gaat de stamboom terug tot in de 17e eeuw. De vader van Garrit Jan (1741), Teunis (1720), is gehuwd met Garritjen Laarburg. Het erfgoed Laarberg (verschrijving is normaal in die tijd) ligt dicht in de buurt van Avest, in die tijd behorende tot de gemeente Groenlo. En zie hier: weer een belangrijke link naar Boek 2.

Maar voor een sluitend papieren bewijs voor aansluiting van de twee Boeken stuiten we hierbij op diverse problemen. In Groenlo en Lichtenvoorde is de geboorte van Garrit Jan (1741) niet te vinden. Zijn geboortejaar weten wij bij benadering omdat in zijn overlijdensakte zijn leeftijd wordt genoemd. Waar hij is geboren weten wij dus niet. Een geboorteakte van ene Teunis te(n) Koppel(e) of Koppelman omstreeks 1720 kunnen we ook niet vinden. Misschien moet hier nogmaals zorgvuldig naar worden gezocht. Eerder stelden we al dat er aanwijzingen zijn dat Teunis (1720) en Johannes Te Koppele (1723) neven kunnen zijn.
Voorzichtig valt te denken dat de vader van Teunis (1720) Garrit (1695) kan zijn die zoon is van Jan te Koppele (1664) van Boek 2. Over die Garrit (1695) hebben wij verder geen gegevens. Hooguit dat hij valt onder de voorouders van Boek 2. Daarom is het zo belangrijk dat die aansluiting gevonden kan worden als die bestaat. Garrit Jan (1741) zou dan zijn vernoemd naar zijn opa. Dan vallen er meer puzzeltukjes tussen Lievelde en Vragender (bijna) in elkaar. Hier moet nog veel onderzoek naar gedaan worden en dat zal niet gemakkelijk zijn, want veel documenten zijn door oorlogsmolest en branden verloren gegaan en van wat is overgebleven was men niet zo nauwkeurig in het vastleggen van gegevens. Veel werd benoemd zoals het in plaatselijke dialect werd uitgesproken. En ook dat was niet altijd even stabiel.

Formeel gaan we er dus nog steeds vanuit dat we het hebben over verschillende families totdat nader onderzoek anders bewijst.

Ook aansluiting op Boek 4 aan de Te Koppele’s in Vragender is mogelijk. Die familienaam is daar uitgestorven. Stamvader van Boek 1, Teunis te Koppele (ca. 1720), zou een broer kunnen zijn van Jan te Koppele (ca. 1725) stamvader van Boek 4. Heel voorzichtig veronderstellen wij dat Teunis (ca 1720) misschien wel van Droebert komt, maar dat is allerminst zeker. In die tijd was het gebruikelijk dat zoons als knecht bij buren gingen werken als op de eigen boerderij geen plek meer was. En dan wordt vaker een boerderij in de buurt overgenomen vanwaar men weer verder een familie sticht. In de transcriptie van het trouwboek van Eibergen is beschreven dat Jan (ca 1725) op 18 december 1752 van Olden Eibergen naar Vragender onder Lichtenvoorde is gegaan. 
Maar er is ook een directe aansluiting. Vanaf Het Meken in Den Bosch gaat Geertruid te Koppele (1813) dochter van Antonius (1779) in Vragender met Bernardus Boschker (1803) een gezin stichten. De familie Boschker. Ze staat daar bekend als Huuskes-Trui, waarschijnlijk vanwege de boerderijen die daar zo dicht op elkaar staan.

Stamouders op ’t Meken
Weer terug naar de oorsprong van de familietak van Boek 1. In 1778 huwde in Lichtenvoorde de 37 jarige Garrit Jan (1741) te Koppele “op ’t Meken” (zoals dat werd vermeld) met de 23 jarige Willemina Störteler (1754) uit Lichtenvoorde. Ten tijde van het huwelijk van Garrit (1741) was vader Teunis (ca 1720) reeds overleden. ’t Meken was een boerderij dat aan de huidige Poelhuttersslatdijk nummer 2 lag, tussen de Berkendijk, de Voshuttendijk en de Boslaan in “Den Bosch”, een gebied ten noorden van het dorp Lichtenvoorde.

Hieronder is in detail op de kadasterkaart van 1832 te zien waar de Te Koppels opgegroeid zijn.

De oudste bewoners/erfopvolgers namen het boerenbedrijf steeds over zoals dat in het verleden gebruikelijk was. Het huwelijk met een Storteler is niet zo verbazend. Het erfgoed Storteler ligt op enkele minuten lopen van Het Meken vandaan, aan de Stegge, ten zuiden van de Smidjesdijk. En dat is weer in de richting van Droebert. Hou het in de gaten!

Hieronder zie je een kadasterkaart uit 1832 met de erfgoederen van Te Koppel, Storteler en Bloemendaal. Die laatste is belangrijk voor zoon Jan Berend, waar we zo op terugkomen. De relaties zullen niet bij toeval zijn ontstaan.

Eerste zoon: stamboom in Nederland loopt dood.
De oudste zoon, Antonius (1779), neemt het boerenbedrijf dus over volgens de tradities. De vierde zoon Jan (1788) emigreert in november 1845 naar New Orleans in de VS.
Antonius (1779) krijgt in 1822 zoon Jannes, die op 24-jarige leeftijd in april 1846 naar New York in de VS emigreert en daar de familie Tekoppel in Evansville, Indiana, voortbrengt. Op 23 april 1849 volgt zijn zuster Hendrike (1815) met een emigratie naar de VS. Dat geeft weer even aan hoe slecht het economisch was gesteld in die tijd in die omgeving. Een enorme onderneming, niet alleen nu, maar vooral ook in die tijd. Huis en haard voor altijd verlaten….

In het begin van de 20ste eeuw woonde volgens het kadaster “op Mekes in Den Bosch” nog steeds een Te Koppel. Rond 1905 woonde daar op B64 (kadaster) Antonie te Koppele (1843, kleinzoon van Antonius 1779) met zijn echtgenote Johanna Rondeel en zijn schoonzuster J. Rondeel. Ze hadden geen kinderen. De familienaam Ten Koppel eindigt daar.

Stamboom Boek 1

Tweede zoon: stamboom breidt zich uit in Nederland.
De tweede zoon van Garrit Jan (1741), Jan Berend (1782) ten Koppel, gaat direct na zijn huwelijk op 2 februari 1815 met Geertruij Bloemendaal (1781) uit Lichtenvoorde naar Barneveld, om daar als zadelmaker verder door het leven te gaan. Weer een telg uit de familie die de omgeving verlaat. Het boerenbedrijf was waarschijnlijk te klein voor meerdere opvolgers. In de eerste helft van de 19e eeuw breidde de bevolking zich in de Achterhoek flink uit en was er sprake van relatief verregaande mechanisering, hetgeen een hoge mate van werkloosheid veroorzaakte. Een tweede belangrijke oorzaak kan zijn geweest dat bewoners uit de Westfaalse streek bang waren voor de Duitse dienstplicht in de Napoleonitische tijd. Er zijn aanwijzingen dat een groot deel van de bevolking rond die tijd (achteraf overigens onterecht) de benen nam om aan de oorlogsdrang van de politiek te ontkomen.
In de kadastrale atlas van 1832 komt het erfgoed Bloemendaal voor, vlak bij het erfgoed waar Jan Berend (1782) is opgegroeid.

Onze familie wilde zich in Barneveld blijkbaar niet echt kenbaar maken als Katholiek. Dat blijkt uit het feit dat in de lijst “Katholieke inwoners, afkomstig uit het Münsterland, in het bevolkingsregister van Barneveld van 1827” wordt vermeld dat de in 1741 in Bocholt geboren Berendina Benning bij Jan Berend inwoonde. Zij had op dat moment al de hoge leeftijd bereikt van 86 jaar. Maar de naam van Jan Berend (1782) en zijn gezin zelf komen nergens voor in de lijsten. Die waren nog relatief jong. Het was dan blijkbaar niet altijd even handig om hiervoor uit te komen in zo’n gesloten gemeenschap. Gereformeerd trouwen in Barneveld, en daarna nog geen maand later Katholiek trouwen in Achterveld was ook geen uitzondering in die tijd. Mogelijk dat dit bij onze familie ook heeft gespeeld, maar daarvoor is nog niet naar aanwijzingen gezocht.
Overigens was het toen gebruikelijk dat migranten elkaar hielpen en opvingen bij aankomst in de nieuwe woonplaats.

Vanuit Barneveld splitst de stamboom zich verder in Nederland uit in wat wij noemen de “Barneveldse tak” en de “Zwolse tak”. 

Weer even naar het begin in Barneveld.
Zadelmaker Jan Berend (1782) woonde met zijn echtgenote Geertruij Bloemendaal (1781) vanaf 1815 in Barneveld in huisnummer 219 (200 bev.reg. 1827). Dit huis stond in de Nieuwstraat tussen de huidige Kampstraat en de Nairacstraat. (bron: als eene stadt betimmert). Later woonde burgemeester Nairac op die plek.
Waarschijnlijk heeft Jan (1782) het vak geleerd van de familie Schueller die in de Catharinastraat, de huidige Jan van Schaffelaarstraat een zadelmakerij had.

Johanna ten Koppel 1815
Johanna ten Koppel (1815)

Van dochter Johanna (1815) hebben we nog een foto in het archief. Ik denk dat het een van de eerste Koppels op een foto is.

Trouwjurk van Johanna (1815) in het Nairac Museum

Zelfs de trouwjurk van haar, een heel modern kledingstuk voor die tijd, is bewaard gebleven en hangt nu in een Barnevelds museum Nairac, geschonken door de erfgenamen van Th. B. (Dirk) Schueler, geboren 1892, Johanna’s kleinzoon.

Bernard Schueller (1812)

Zij huwde in 1843 met zadelmaker J.B. Schueller (1812), ook wel Rooie Bernard of Rooie Schuulder genoemd wonende aan de Catharinastraat 184 (bev.reg 1827 en 174 koopakte 1809), nu (2021) de Jan van Schaffelaarstraat  56, huis “De Fontijn”. Zoon Jan, B.J. Schuller (1852), koopt het pand in 1881 over voor 2.800 gulden van zijn vader, toen zijn vader op het sterfbed lag. Johanna woonde tot haar dood in het pand aan de Jan van Schaffelaarstraat 56, ze was erg dement op het laatst, is uit bronnen van de Schueller familie vernomen. Tegenwoordig zit er een sportzaak in en boven de zaak woont anno 2020 nog een Schueler.

De huisnummeringen die worden vermeld zijn van rond 1900 en komen uit “Als eene stadt betimmert”, uitgegeven door de gemeente Barneveld, tenzij anders wordt vermeld.

Rooie Bernard en Johanna zijn beiden begraven op de begraafplaats aan de Kallenbroekerweg in Barneveld. Het graf is vandaag de dag (2021) nog steeds intact.

Nazaten van dit gezin hebben Autobedrijf Schueler in Nijkerk opgebouwd van een fietsenhandel tot een VW-Audi dealer.

Barneveld rond 1900. De Koppel’s woonden in huis 219 aan de Nieuwstraat en Schuelers in huis 184 aan de Jan van Schaffelaarstraat


De familie van de eerste zoon van Jan Berend (1782), Gerhardus Johannes Ten Koppel (1817), groeide op in de Groene Steeg, de huidige Nieuwstraat. Samen met echtgenote Maria Strik (1828) werden in Barneveld vijf kinderen geboren maar ze hebben daar een dramatische tijd meegemaakt. Maria (1828) overleed al in 1860 op 32-jarige leeftijd, negen maanden na de geboorte van het laatste kind. Tot overmaat van ramp voor het gezin overleed Gerhardus (1817) nog geen vijf jaar later, in november 1864, op 47-jarige leeftijd. Zijn 84 jarige vader Jan Berend (1782) heeft dit allemaal nog moeten meemaken en vijf kinderen bleven alleen achter. Johannes Bernardus (11), Johannes (10), Geertruida (9), Wilhelmus (7), stamvader van de Zwolse tak en Anthonie (5). En, of er niet genoeg ellende was, overleed in 1868 de toen 8-jarige Anthonie. Dat verdriet is opa gelukkig nog net bespaard gebleven. Hij overleed twee jaar eerder in 1866. Oma Geertruij heeft de drama’s niet meegemaakt. Zij overleed al in 1850.

In die tijd overleed een moeder of baby, of zelfs beiden, vaker vlak na een geboorte. Ondanks dat was de beleving  natuurlijk niet minder, maar men hield daar toen meer rekening mee dan nu. Het is altijd triest.

Maria Strik (1828) was een van de 11 kinderen van Bernardus Strik (1789), logementhouder van herberg “Het Vliegendt Paardt” aan de Langstraat 103 in Barneveld, rechts van de Chinees. Dat logement speelde een belangrijke opvang rol in de integratietijd van de immigranten uit Munsterland. De familie Strik behoorde tot de relatief kleine katholieke gemeenschap van Barneveld.

Geertruida (1855) is op 25 mei 1874 op 19-jarige leeftijd naar Nijkerk verhuisd. Mogelijk was daar een relatie met de familie Schueller waar tante Johanna (1815) mee gehuwd was. Haar neef Antonie Schueler (1849) heeft daar een bedrijf gevestigd (eerder genoemde fietsenfabriek/autobedrijf).

In de opvoeding van de vier kinderen heeft oom Bernardus Strik (broer van Maria (1828)) die ook getuige was bij het huwelijk van Gerhardus (1817) en Maria (1828)) met zijn echtgenote Geertruij Voest waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld. Zij woonden in de Oranjestraat 30 in Utrecht, alwaar Geertruida (1855) op 22 jarige leeftijd op 27 maart 1877 als dienstbode ging wonen. 1877 Was het overlijdensjaar van de toen 56-jarige broodbakker Bernardus Strik (broer van Maria Strik (1828)). Tante Geertruij zal de hulp van Geertruida goed hebben kunnen gebruiken. De 20-jarige Wilhelmus (1857) volgde Geertruida (1855) een week later. In 1878 verhuisden zij naar de Nieuwegracht 52 in Utrecht. Dit pand is aan het einde van de 19e eeuw herbouwd. Van Geertruida (1855) weten wij in ieder geval dat zij is meegegaan, maar van Wilhelmus (1857) weten wij dat nog niet. U zult hem verder in de Zwolse tak kunnen volgen. Zijn spoor zijn wij van 1877 tot 1881 kwijt als hij met Maria van den Berg (1858) uit Kampen gaat trouwen.

Johannes ten Koppel 1853
Johannes ten Koppel (1853)

Velp
De familietak van Johannes Bernardus (1853) breidde zich uit in de omgeving van Utrecht en midden Limburg. Hij huwde met de Nijmeegse Catharina van Schouten (1854) en is in Renkum gaan wonen alwaar het eerste kind in 1882 is geboren. Hij is de eerste van vier generaties die schilder als beroep heeft gekozen. Waar­schijnlijk is het hen hier niet zo goed bevallen, want het tweede kind is in 1883 in Velp, gemeente Rheden geboren. Wellicht zag hij in Velp ook een grotere klantenkring. Ze hebben aan de Nordlaan (oostzijde) gewoond, vlak bij de spoorwegovergang. Op 70-jarige leeftijd stapte hij in 1923 uit de tram op de Markt in Arnhem, stak een pijp op en viel vervolgens dood neer op straat. Catharina (1854) zag wel het “opstootje”, maar had niet in de gaten dat het haar eigen man betrof. Dat moest ze later thuis ervaren. De geboorte van zijn kleinzoon Ben dat jaar op 7 september heeft hij dus net niet meegemaakt.

Na de dood van Johannes (1853) heeft Catharina (1854) nog op de Kerkallee in Velp gewoond, waarna zij naar Arnhem is vertrokken waar zij tot haar dood in 1949 in de Spijkerstraat (zuidzijde) heeft gewoond, tussen de Prins Hendrikstraat en de Schoolstraat. Kleinzoon Ben (1923) van Catharina (1854) wist nog te vertellen dat zij wasvrouw in de omgeving was. Hij ging daar vaker op visite om brood en koekjes te brengen dat hij van thuis had meegekregen. Zij zal niet erg ruim in de financiële middelen hebben gezeten. En een sociaal stelsel kenden ze in die tijd nog niet. Dochter Coba (1890) woonde verderop in de Spijkerstraat (zuidzijde), ter hoogte van de Emmastraat en een andere dochter, Catho (1887) woonde in de Hertogstraat (oostzijde) vlak bij de Spijkerstraat.

Maar het was voor Catharina (1854), dochter van de Amsterdamse Wouter van Schouten (1829) en de Nijmeegse Catharina Janssen (1829), ook niet gemakkelijk. Op zeer jonge leeftijd is zij haar moeder verloren. En Wouter natuurlijk zijn vrouw. Ze was toen enigste kind. Maar haar vader ging later het huwelijk aan met de jongere zus van zijn overleden vrouw, Petronella Janssen (1836). En dan ontstaat er toch wel iets leuks: de kleinzoon van Wouter (1829) en Petronella (1836) trouwt met de dochter van J.B. ten Koppel (1853) en  Catharina van Schouten (1854). Beiden, H.C.J. van Schouten (ca 1894) en W.B. ten Koppel (1889), hebben dus dezelfde grootvader, maar een andere grootmoeder. Maar beide grootmoeders waren zussen van elkaar, dus toch nog weer familie. Kunt u het nog volgen?
Bekend is dat Catharina (1854) nog tot op zeer hoge leeftijd alléén op de trein stapte om bij haar kinderen en kleinkinderen op visite te gaan.

De eerste zoon van J.B. ten Koppel (1853), Johan (1883), gaat in Zaandam wonen. Johan trouwt daar met een dochter van de familie Kleijn, Maartje. Maartje’s moeder komt uit een gezin van 10 kinderen. Maar haar opa is na de dood van zijn eerste echtgenote nog twee maal hertrouwd. Johan en Maartje krijgen weer één zoon. Johannes (1918), die eerst in Amsterdam en later in Amstenrade (Limburg) gaat wonen en twee dochters, Catharina (Toot) (1916) en Margreta (1927). Het gezin van Toot (1916), die met Peter de Wilde was gehuwd, is door een auto ongeval om het leven gekomen. De auto kwam op 5 oktober 1954 ter hoogte van Beek en Donk in de Noord-Willemsvaart terecht. Twee passanten uit Gemert deden nog een poging om het gezin te redden, maar ze kregen de deuren van de auto niet open. Het gezin is in Amsterdam begraven.

Johannes (1854) ging in 1874 in de Middachtersteeg te Rheden wonen. Hier ontstaat, ondanks de tien kinderen van Jo­hannes (1854), een kleine familietak die de naam Ten Koppel draagt. Dit kwam door het grote aantal dochters waarop de familienaam doodloopt. Johannes (1854) overleed, niet lang nadat het laatste kind was geboren, in 1902. Het vaderloze gezin zal met het opgroeien veel problemen moeten hebben gekend. Temeer omdat dit al de tweede generatie achter elkaar is dat zo “dramatisch” opgroeit. Bij ons is van één zoon, Gradus (1891), nakomelingen bekend. Gradus (1891) is naar Amsterdam gegaan.

De tweede zoon van Johannes Bernardus (1853), Ben (1893), bleef wel in Velp (G) wonen, aan de Daalhuizerweg 12. Hij had daar een stoffeerderij bedrijfje dat hij tot zijn dood zelf beheerde. Achter in zijn tuin is nog een werkplaats gebouwd om zijn stoffeerders werkzaamheden uit te kunnen voeren.
Dat bedrijfje heeft in de Tweede Wereldoorlog veel moeten inleveren omdat Ben toen veel aandacht besteedde aan het verzet en de Rode Kruisorganisatie in de regio. Hiervoor heeft hij nog een herinneringskruis ontvangen. Ben (1893) kreeg in Velp twee kinderen: Joke (1922) en Ben (1923)

Joke (1922) is gehuwd geweest met Gerrit Jacobs maar heeft geen kinderen voortgebracht. Als kind waren Gerrit en Joke buren van elkaar. Joke heeft bijna haar hele leven aan de Daalhuizerweg gewoond. Eerst op nummer 12 bij haar ouders en later op nummer 28 met haar man, die dus ook altijd aan dezelfde straat heeft gewoond. Na hun trouwen hebben ze nog even aan de Beukenweg 21 gewoond. Na de dood van Joke’s ouders, is zij weer met haar man op nummer 12, waar zij is geboren en getogen, gaan wonen, alwaar zij later ook is overleden.

Ben (1923), beroepsmilitair, heeft 3 kinderen voortgebracht, Ben (1954), Leon (1957) en Yvon (1960). Hij is gehuwd geweest met Claar Timmermans die geboren is in Lomm, gemeente Arcen en Velden, Limburg. Ben heeft haar in Groesbeek leren kennen omdat hij daar geplaatst was bij de Koninklijke Marechaussee voor het bewaken van onze landsgrenzen. Later is hij voor een administratieve functie bij de landmacht geplaatst (geneeskundige troepen) en in Utrecht geplaatst. Claar komt uit Limburg van kleermakersfamilie Timmermans die een paar honderd jaar in Neer het vak uitoefende. Zij is echter door diverse omzwervingen van haar ouders, in Lomm (nabij Venlo) geboren. Haar opleiding aan de Kweekschool, zoals dat toen nog heette, heeft ze in Bergen op Zoom genoten. Rond 1950 heeft zij voornamelijk in Groesbeek voor de klas gestaan.

Ben (1954), gehuwd met Andra van den Broek (1960), is kinderloos gebleven en door kanker overleden in 1998.
Yvonne (1960) is ook kinderloos gebleven. Door zuurstofgebrek bij de geboorte is ze geestelijk gehandicapt geworden. In haar jeugd heeft ze tot ongeveer haar 16e jaar thuis gewoond, waarna ze later is geplaatst in Udenhout in Huize St. Vincentius.

Leon (1957), initiatiefnemer en beheerder van het Familie-archief, is twee maal getrouwd. Uit het eerste huwelijk met Judith Jansen van ’t Land (1961) heeft hij drie kinderen, Remko (1984), Kevin (1992) en Ilona (1994) en uit het tweede huwelijk met Renata van den Broek (1963) één dochter, Nicky (1996). In 1982 is hij begonnen met het onderzoek naar de familiegeschiedenis omdat hij nieuwsgierig was naar de herkomst van de achternaam. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het huidige Familie-archief dat verregaand gedigitaliseerd is.

De Zwolsche tak
In de Provinciale Overijsselse courant, maar ook in andere kranten, vinden we diverse historische berichten en advertenties van de Koppels uit Zwolle. Als we zien dat Wilhelmus (1857) een moeilijke jeugd moet hebben gehad (al weeskind op 7-jarige leeftijd), dan zien wij dat dat hij een sterke familie heeft voortgebracht. Hij zelf en zijn nageslacht zijn hardwerkende mensen geweest die niet geheel zonder risico erg ondernemend zijn geweest en ieder op zijn eigen manier prestaties heeft geleverd.

Wilhelmus ten Koppel 1957
Wilhelmus ten Koppel (1857)

Zoals in de Barneveldse tak is te lezen, is Wilhelmus (1857) in 1880 “teruggevonden” in Zwolle, nadat we hem een kleine drie jaar kwijt waren. Misschien dat het nog iemand lukt, maar wij konden hem in de archieven niet terugvinden. Tante Geertruij, waar Wilhelmus inwoonde, verhuisde in 1877 van de Oranjestraat 30 naar de Nieuwegracht 52 in Utrecht, zoals eerder te lezen was. En van Wilhelmus staat niet vast dat hij mee ging. Zijn zus Geertruida wel. Tussen 1877 en 1881 zal hij waarschijnlijk ergens tussen Utrecht en Zwolle hebben gezworven waar hij mogelijk in de buurt van Zwolle zijn bruid uit Kampen treft. Wat de trigger is geweest om die kant uit te gaan is niet duidelijk. Aannemelijk is dat de familie Schueller uit Nijkerk een connectie is geweest tussen de periode Utrecht en Zwolle.

Hoogstraat Zwolle
Hoogstraat 8, 1e pand na het witte zonnescherm

Op 1 april 1881 neemt Wilhelmus (1857) de onderneming in Zwolle over van A.T. Spitman aan de Hoogstraat 8, die daar al 40 jaar gevestigd is geweest, en vestigt daar een zadelmakerij. Zo vermeldt voornoemde krant van 1 april 1881. Misschien heeft hij daar de afgelopen drie jaar wel het vak geleerd. Want van zijn vader kan hij nooit veel hebben geleerd, omdat hij net 7 jaar oud was toen die overleed. Een maand later trouwt hij met Maria van den Berg. Er is een zaak, er is een vrouw en er is onderdak. Alles geworteld in diep geloof, want de familie was erg confessioneel. En zo ontstaat de “Zwolse tak” van de familie Ten Koppel. De zaak is tot 1895 in de Hoogstraat gevestigd geweest, aldus het Historisch Centrum Overijssel.

Op 04-04-1901 vinden we een bericht van geveilde huisjes aan de Musschenhage, een week eerder geveild en gegund aan Wilhelmus ten Koppel (1857) voor 4.700 gulden. De Musschenhage is een kort zijstraatje van de Hoogstraat, dat uitkomt op de huidige Nachtegaalstraat. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 17-03-1928 vermeld dat zoon W. ten Koppel (1895) en dochter G.J. ten Koppel (1885) zich vanuit Utrecht gingen vestigen in Zwolle aan de Musschenhage 9a. Een half jaartje later trouwde Willem daar met Maria Borsboom.

Voor de brug rechts de Varkensmarkt
Vóór de brug rechts de Varkensmarkt rond 1900

Wilhelmus (1857) is later naar de Varkensmarkt nummer 9 verhuisd met de zaak. Hij gaat daar ook luxe auto’s verhuren, verkopen, stallen en wassen. Later zal dit bedrijf aan de Beestenmarkt 6, die voorheen ook wel eens de Nieuwe Ossenmarkt werd genoemd (vanaf 1931 de Harm Smeengekade), worden voortgezet, getuige een advertentie voor de werving van een zadelmakers leerling, door zoon Bernard. Op dinsdag 11 oktober 1932 worden publiekelijk de garage aan de Varkensmarkt 9 en 9a en het huis daarnaast gelegen aan de Musschenhage nummer 5 en 7 verkocht, aldus een advertentie van notaris Minke.
De Provinciale Overijsselse courant van 24 november 1932 vermeldt een openbare verkoop aan de Musschenhage 9 op 7 december van een complete inboedel. Zou dat iets te maken hebben met de verkoop van de andere percelen?

Zoon, G.J. ten Koppel (1889) is in Den Haag gaan wonen en wordt carosseriefabrikant aan de Theresiastraat 161. Wij zien hem in 1909 vertrekken naar Nijmegen.Wat er tussen Den Haag en Nijmegen gebeurt is nog niet duidelijk. Hij raakt volgens het Algemeen Handelsblad van 15-07-1921 zijn rijbevoegdheid kwijt voor 2 maanden door overtreding van artikel 15 der Motor- en Rijwielwet. Het betreft te hard rijden.
De kinderen van Gerhardus Johannes (1889), Sophia Maria (1922), Hendrikus Wilhelmus Gerardus (1925) en Gerardus Petrus (1928), vertrekken naar Canada. Sophia (1922) is getrouwd met een van de Canadese bevrijders en is als eerste vertrokken in 1945. De 2 broers volgden in mei 1948. Een krantenbericht in de Edmonton Journal is hier nog getuige van (klik hier). In die tijd was het ook “populair” om te emigreren. Er ontstaat daar een Canadese familietak. Henk (1925), in Canada Hank genoemd, brengt in Edmonton (Alberta) de familie Tenkoppel tot leven.
De moeder van de drie boven genoemde kinderen, Elisabeth van Zwetsloot (1889), heeft in die tijd door woninggebrek gescheiden van de huisgenoten geleefd en is door verschillende ziekten getroffen. In 1947 is zij overleden.

Johannes (1891) startte op 1 januari 1918 samen met Berend Westerink een wagenmakerij en smederij en daaraan verbonden handel aan de Hoogstraat 27 in Zwolle. Eerder, in 1912, is hij naar Den Haag gegaan, waarschijnlijk om bij zijn broer G.J. ten Koppel (1889) die in Den Haag carosseriefabrikant was, het vak te leren. We komen hem regelmatig tegen, maar bijvoorbeeld ook op 16-04-1931 in een advertentie aan de Hoogstraat 27 in Zwolle voor de verkoop van sleepkarren, boerenwagens, cameons, dresseerkarren, brik en venterswagen. Erg veel weelde zal deze onderneming niet hebben gebracht. Op 1 november 1941 moest hij in hoger beroep voor de economische rechter in Zwolle komen omdat hij illegaal in zijn schuurtje een varken had geslacht die hij op de markt had gekocht. Hij verklaarde voor de rechter dat hij het moeilijk had met zo’n groot gezin en had daarom om clementie gevraagd. De officier had daar kennelijk niets mee en verhoogde de straf naar 50 gulden subsidiair 25 dagen hechtenis. Het uiteindelijke vonnis ben ik nog niet tegen gekomen. Maar zijn zoon verklaarde mij dat hij zich dat kon herinneren en dat zijn vader hiervoor gezeten heeft. Hij zei dat mogelijk een NSB buurman hem had verraden. Het was toen oorlogstijd en zaken die toen strafbaar waren staan nu in een heel ander daglicht.

Beestenmarkt met zicht op begin Hoogstraat [2]

Hoewel Bernardus in 1893 is geboren, geeft hij in een advertentie in 1929 aan dat het bedrijf in 1884 is opgericht, dus zet hij blijkbaar de zaken van pa voort. De Beestenmarkt (ofwel Veemarkt) 6 moet een flinke ruimte zijn geweest, want op 12-05-1933 geeft voornoemde krant in een advertentie aan dat er ruimte wordt geboden voor de stalling van wel 100 auto’s. In diverse advertenties wordt de verkoop genoemd van alle soorten onderdelen van tuigen en garnituren in ijzer, koper en nieuwzilver aan de Veemarkt nummer 6. Op 12-02-1930 wordt hij in een advertentie genoemd met een bedrijf aan de Beestenmarkt nummer 6 met landhekken, rikpalen, draad enzovoort. Ook verkoopt hij daar alle soorten ontriemen, leren zuig-, pers- en afsluitringen en is het ook een reparatie inrichting. In 1931 verandert de straatnaam Beestenmarkt in Harm Smeengekade.

Alle bedrijvigheid in Zwolle maakte in het begin van de 20ste eeuw gebruik van telefoon nummer 861. Dan moet er toch wel een nauwe samenwerking zijn geweest.

Zoon Antonius (1902) komt ook in de krant, maar daar zijn wat vraagtekens bij geplaatst. Op 20-10-1927 meldde het Leeuwarder Nieuwsblad het volgende:
Gistermorgen zijn op last der justitie aangehouden mejuffr. J. de Groot – Groen en A. ten Koppel, chauffeur. Laatstgenoemde was chauffeur bij den scheepsbevrachter H.J. de Groot die in den nacht van 11 sept. Tusschen Wije en Olst in zijn auto levend verbrandde. De brand ontstond, doordat Ten Koppel op een eenzame plaats benzine bijvulde en deze benzine door het aansteken van een cigaret door De Groot – naar Ten Koppel verklaart – in brand vloog. De vrouw van De Groot wandelde, toen dit geschiedde, op enige afstand“, aldus het krantenbericht.
Het Algemeen Handelsblad meldde dit al een dag eerder. Na door de rechter van instructie te zijn verhoord is hij volgens het Algemeen Dagblad van 02-11-1927 weer in vrijheid gesteld. Het betrof kennelijk een dramatisch ongeval. De pers suggereerde door opmerkingen van getuigen dat het om een liefdesrelatie ging tussen Antonius (1902) en Jacoba Groen, de echtgenote van H.J. de Groot en dus moord voor de hand lag. Vooralsnog was sprake van vrijspraak. We moeten er maar vanuit gaan dat de pers speculatie erg voorbarig was. Tien jaar later, in augustus 1937, laat Jacoba Groen, de echtgenote van wijlen H.J. de Groot het leven door langdurige ziekte. Antonius zal best wel een goede band met haar hebben gehad, want hij wordt in de overlijdensadvertentie in de krant van 14-08-1937 genoemd naast de familie van Jacoba.
Antonius (1902), die later in de Korte Kamperstraat 26 woonde, wordt eerst als garagehouder op 06-11-1937 failliet verklaard en later op 29-04-1938 als scheepsbevrachter in eerder genoemde krant. Antonius zal het niet gemakkelijk hebben gehad. Hij wordt meerdere malen genoemd in verband met faillissementen en, zoals eerder bleek, in enige dramatische persoonlijke belevenissen.

In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant staat op 21-01-1942 vermeld dat W. ten Koppel (1895) werd veroordeeld door de economische rechter tot 25 gulden subsidiair 10 dagen, omdat hij op 20-11-1941 (krant van 12-04-1943) van de heer A.M. Koetsier verschillende distributiebonnen had gekocht. Niet bekend is of hij de boete heeft betaald of is gaan zitten. Handel in distributiebonnen was indertijd strafbaar. In andere berichten blijkt dat hij koffie had verkocht aan soldaten. In een vrije wereld waarin wij nu leven is nauwelijks te bevatten dat dit strafbare feiten waren. Het zal waarschijnlijk ook tegen het rechtsgevoel van Willem (1895) hebben ingedruist. Want op 12-04-1943 werd in dezelfde krant vermeld dat hij in hoger beroep door het Gerechtshof te Arnhem hiervoor werd veroordeeld tot 75 gulden boete of 30 dagen hechtenis. Dat moet heel wrang zijn geweest.

In familieverbanden kunt u lezen hoe de familie van Boek 1 zich vermengd met de familie van Boek 4.

2 reacties op Boek 1: Ten Koppel

  1. Henk te Bogt zegt:

    Hallo Leon

    Onderstaande gedeelte klopt volgens mij niet althans het lijkt verdacht veel op de situatie van Jan te Koppel(e) van de Kempersweg 6 te Beltrum
    ————————————–
    Een oud familielid van de familie Wessels uit Vragender (Lichtenvoorde) wist ons te vertellen dat de familie wel een aangenomen kind hadden dat Klein Gunnewick heette. Deze zou later Het Meken overnemen en de naam Ten Koppel verdwijnt daardoor op die plaats. Tot die tijd hebben daar ten minste vijf generaties Koppels gewoond. In 1993 woonde daar A. Klein Gunnewiek in boerderij De Huurne of Huurneman.
    ————————————
    Jan te Koppele is een zoon van Gerrit Jan te Koppele en Wilmine Stortelder (dacht dat die toen toen woonden op ’t Meken)
    Jan huwt eerst met de 20 jaar jongere Berendina te Veele, ze krijgen een dochter Grada.
    Deze Grada huwt in 1834 met Joannes Henricus Gunnewick (later Gunnewiek / Gunnewijk geschreven)
    Hun verblijven op verschillende boerderijen in en rond Beltrum maar komen uiteindelijk op boerderij “Huurne” aan de huidige Kempersweg 6 te Beltrum.
    Op deze boerderij boeren nog steeds nazaten van deze fam. Gunnewick.

    Vader Jan te Koppele hertrouwt in 1843 met de 27 jaar jongere Hendrica Johanna Gebbink en hun bouwen een nieuwe woning/boerderij vlak voor boerderij “Huurne” het wordt in de volksmond “Nieuw Huurne” genoemd en dat is aan de huidige Kempersweg 4 te Beltrum.
    Hendrica Johanna der moeder is Johanna te Koppele dus het is goed mogelijk Jan te Koppele en Hendrica Johanna Gebbink familie van elkaar zijn. (nog uit te zoeken)
    Jan en Hendrica Johanna krijgen 2 dochters, beide Berendina genaamd, echter de oudste dochter wordt maar enkele dagen oud
    November 1845 emigreren Jan, Hendrica Johanna met dochter Berendina (oud 1 jaar) naar Amerika

    M.vr.gr.

    Henk te Bogt

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.